Vertalen: een Vak“Vertalen is meer dan alleen een ambacht. Vertalen is ook een kunst.” Veel mensen denken dat iemand die een aardig mondje “buitenlands” spreekt, dús ook wel kan tolken en vertalen. Dat is net zo'n misverstand als de gedachte dat iemand die tien vingers heeft en weet waar de toetsen zitten, dús ook wel piano kan spelen. Zo simpel is het natuurlijk niet. Een vertaler is, net als een pianist, beoefenaar van een vak waarvoor jarenlange studie en ervaring nodig is. Een goede vertaler mag worden geacht beide talen op een professioneel niveau te beheersen, dat wil zeggen op een hoger niveau dan de gemiddelde native speaker. Naast de alledaagse huis-tuin-en-keukentaal moet je ook een behoorlijke bagage hebben op het gebied van bijvoorbeeld juridische, medische en technische terminologie. Je hoeft echt niet te weten waar de twaalfvingerige darm voor dient, maar je moet het ding wel feilloos kunnen benoemen. Stel je voor dat iemand door een fout in jouw vertaling aan de verkeerde darm wordt geopereerd! En nu we toch in de medische sfeer zitten: ook het ontcijferen van onleesbare doktershandschriften kan soms een behoorlijke uitdaging zijn. Toch is het iets waar je als vertaler mee moet kunnen omgaan. Maar daarmee ben je er nog niet. Als je een notariële akte vertaalt, kun je er ondanks het taaie notarisjargon en de ellenlange zinnen altijd wel op vertrouwen dat het geheel logisch en kloppend is. Soms heb je echter te maken met spreektaal, die enorm kan afwijken van de geschreven taal. Zeker als je een chatgesprek tussen twee jongeren moet vertalen, stuit je regelmatig op een taalgebruik dat doorspekt is met spelfouten, straattaal, zelfverzonnen afkortingen en rare gedachtesprongen. En zelfs wanneer je als vertaler alle woorden en zinnen begrijpt, kan het nog steeds zijn dat zo'n gesprek niet te volgen is, doordat de gesprekspartners de context kennen en de vertaler niet. Taal en cultuurEen tekst komt natuurlijk het beste tot zijn recht in de taal waarin hij gedacht is. Een vertaler heeft niet alleen tot taak de tekst om te zetten in een andere taal, hij moet er ook nog eens voor zorgen dat de vertaling niet, of althans zo weinig mogelijk, onderdoet voor het origineel. Daar is meer voor nodig dan talenkennis alleen. Het vergt in de eerste plaats een zeer hoge mate van tekstbegrip, die veel verder reikt dan alleen in de gaten hebben wat er staat. Even belangrijk zijn vragen als: waarom staat het er zó en niet anders, wat staat er niet... Met andere woorden, je moet goed tussen de regels door kunnen lezen, je in de schrijver kunnen verplaatsen en je bewust zijn van alle keuzes die door laatstgenoemde zijn gemaakt. Immers, het is uiteindelijk de achterliggende gedachte die telt! Vervolgens moet je, gewapend met al die inzichten, de tekst gaan omzetten naar een andere taal. In de meeste gevallen zal dat je moedertaal zijn. Dat lijkt eenvoudig, maar dat is het niet. Om dit goed te kunnen moet je de taal in kwestie werkelijk tot in de puntjes beheersen, op een niveau dat veel hoger ligt dan dat van de gemiddelde moedertaalspreker. Je moet de taal als een ware virtuoos volledig naar je hand kunnen zetten, je bewust zijn van alle verschillende manieren om hetzelfde te zeggen en in staat zijn steeds de manier te kiezen die het beste bij het origineel past. Er zijn allerlei factoren in het spel die de keuze soms erg moeilijk maken. Ten eerste heb je te maken met de specifieke eigenschappen van de talen waar je mee werkt. Elke taal heeft zijn eigen mogelijkheden, beperkingen en manieren om met die beperkingen om te gaan. Zo heeft het Pools bijvoorbeeld geen lidwoorden, waardoor je de vraag of rower als “de fiets” of “een fiets” moet vertalen, alleen uit de context kunt halen. Aan de andere kant heeft het Pools wel naamvallen en geslachten, zodat je aan een woord precies kunt zien wat voor functie het in de zin vervult en ook welke woorden er bij elkaar horen. Daardoor is het Pools veel beter dan het Nederlands in staat heel veel informatie in één zin te proppen, terwijl het Nederlands het in vergelijkbare gevallen vaak moet hebben van bijzinnen. Dergelijke verschillen tussen talen leiden tot heel verschillende manieren van formuleren. Een goede vertaler moet zich van deze verschillen bewust zijn. Het resultaat zou ongeveer hetzelfde moeten zijn als wanneer het een vertaling uit het Duits, het Grieks of het Japans was geweest. Ten tweede moet je ervan uitgaan dat de schrijver van de brontekst vanuit zijn eigen cultuur denkt en werkt. Om daar de vinger op te kunnen leggen, moet je niet alleen de taal, maar ook de cultuur in kwestie door en door kennen en begrijpen. Je moet kunnen aanvoelen wat voor effect een bepaalde manier van schrijven bedoeld of onbedoeld op de oorspronkelijke doelgroep heeft, en in staat zijn zodanig te formuleren dat de uitwerking op je eigen doelgroep vergelijkbaar is. Neem de Jip-en-Janneketaal die de Nederlandse overheid vaak gebruikt om met de bevolking te communiceren: als je die letterlijk naar het Pools vertaalt, krijgt je een effect dat in Polen, waar men een veel stijver en formeler taalgebruik gewend is, kinderachtig of ronduit belachelijk zal worden gevonden. Voor een vertaler is het vinden van de juiste toon vaak een grotere uitdaging dan het vertalen zelf. En in de derde plaats heb je, naast verschillen in terminologie, te maken met verschillende systemen. Een Poolse arrondissementsrechtbank heeft andere bevoegdheden dan een Nederlandse. Nederland kent het fenomeen “hulpofficier van justitie” (een politiefunctionaris aan wie een bepaalde bevoegdheid van de officier van justitie is gedelegeerd; hij is dus niet het hulpje van de OvJ en ook niet diens plaatsvervanger), een term die praktisch onvertaalbaar is omdat er geen Pools equivalent bestaat. Daarnaast zijn er ook inhoudelijke verschillen. Zo bestaat er in Nederland een subtiel verschil tussen “diefstal met braak” en “diefstal met verbreking”, terwijl het in Polen om één en hetzelfde misdrijf gaat. Daarentegen wordt er in Polen onderscheid gemaakt tussen podejrzany (“verdachte”) en oskarżony (“aangeklaagde”), terwijl iemand in Nederland verdachte blijft tot het moment waarop de rechter uitspraak heeft gedaan. Welke vertaling in dit soort gevallen de juiste is, hangt af van de context, en om die te kunnen duiden is een tamelijk grondige kennis van beide rechtssystemen nodig. Afstand bewaren tot het origineelNet als in het verkeer is het bij vertalen van belang afstand te houden. Zelfs ervaren vertalers hebben hier vaak moeite mee. Natuurlijk wil je je best doen om zo weinig mogelijk informatie uit de brontekst verloren te laten gaan. Maar dat kan er gemakkelijk te leiden dat je te dicht op de brontekst blijft zitten en daaardoor veel te letterlijk gaat vertalen. Het gevolg is een vreselijk houterig soort tekst, die grammaticaal nog wel door de beugel kan, maar door geen native speaker ooit op die manier geschreven zou zijn. Ik heb al heel wat vertalingen uit het Pools gezien die bol stonden van de Poolse constructies en voor het geoefende oog dan ook direct herkenbaar waren als vertalingen uit het Pools. Een taal is meer dan alleen woorden en grammatica: ook de stijl, de geest en de intentie van een tekst moeten worden overgebracht. Daarbij heb je ook te maken met idioom: plat gezegd, de manier waarop mensen zich uitdrukken. Idioom is zowel taal- als persoonsgebonden. Om daar de vinger op te leggen, moet je je niet alleen in de tekst verdiepen, maar ook proberen je te verplaatsen in de schrijver. De centrale vraag is steeds: hoe zou deze persoon het geschreven hebben als het een Nederlander was geweest? Je vertaalt dus niet woord-voor-woord, maar gaat eerst een stap terug: je laat de betekenis van een zin goed op je inwerken, verplaatst je vervolgens in een hypothetische Nederlandse tegenhanger van de persoon die aan het woord is, vergeet het Pools en zegt het dan in je eigen woorden. En kijkt dan achteraf nog eens of je het goed hebt gedaan. In het gunstigste geval lees je de hele vertaling nog eens een keer goed door na een nachtje slapen, want er zijn altijd wel zaken die beter kunnen. Té letterlijk vertalen is een enorme valkuil waar je als vertaler maar al te gemakkelijk in tuimelt. Als hulpmiddeltje kan je eventueel het volgende doen: stel je voor, dat de Poolse tekst die je vertaalt zelf al een vertaling is uit het Nederlands, en probeer het Nederlandse “origineel” te reconstrueren. Hoe het ook zij, wees creatief en verplaats je steeds in degene die je tekst moet lezen. Bedenk ook, dat elke Nederlandse uitdrukking een vertaling moet kunnen zijn van iets Pools. Er moet dus ook iets in het Pools bestaan, dat in het Nederlands zou worden vertaald als “je de pleuris werken”, “je het apezuur schrikken”, en ga zo maar door. WoordenWie een taal niet als moedertaal heeft geleerd, heeft voor ieder woord een vertaling in zijn hoofd zitten die ooit uit een leerboek of woordenboek afkomstig moet zijn geweest. De verhouding tussen die twee woorden is echter zelden één-op-één; niet ieder woord is zo gemakkelijk te vertalen als het woord “fiets”! Afhankelijk van de context kunnen woorden meerdere betekenissen hebben. Soms, zoals in het geval van obchodzić, dat zowel “rondlopen”, “aangaan” en “vieren” kan betekenen, is dat gewoon een kwestie van homoniemen. Vaak is het echter ook zo dat de semantische velden die door een Pools woord worden gedekt, niet helemaal samenvallen met hun Nederlandse equivalenten. Een voorbeeld is het Nederlandse woord “naam”, dat soms wel, maar soms ook niet als nazwa kan worden vertaald. Het Pools heeft geen woord voor voor- en achternaam samen, zodat je op formulieren dikwijls de zinsnede imię i nazwisko tegenkomt. Je kunt dit heel correct vertalen als “voor- en achternaam”, maar in de meeste gevallen zal op vergelijkbare formulieren in het Nederlands eerder “naam” worden gebruikt. Het Poolse nazwa heeft dan weer specifiek betrekking op een bedrijfsnaam. Een ander veelvoorkomend voorbeeld is het Poolse woord oraz, dat heel vaak vertaald wordt als “alsmede” of “alsook”. Dat is ook volkomen correct. Alleen staan formelere Poolse teksten vaak bol van dit woord, veel meer dan in het Nederlands gebruikelijk is. De tekst wordt er stijf en houterig van. In de meeste gevallen kun je oraz dan ook het prima vertalen als “en”. Precies hetzelfde geldt ook voor het woord osoba, dat weliswaar “persoon” betekent, maar in veel gevallen anders moet worden vertaald. In een zin als: Ze mną pracowały jeszcze dwie osoby kan men in plaats van de letterlijke vertaling (“Met mij werkten nog twee personen”) afhankelijk van de context beter zoiets schrijven als: “Behalve ikzelf werkten er ook nog twee anderen”. Gewoon omdat het beter klinkt. Grammaticale constructiesDe zin Prosimy o przywiezienie jedzenia i picia betekent letterlijk: “Wij vragen om het meebrengen van eten en drinken”. Dikwijls wordt zoiets dan ook vertaald als: „U wordt verzocht eten en drinken mee te brengen”. Op zich is daar niets mis mee, behalve één ding: het Nederlandse woord “verzoeken” is plechtiger dan het Poolse woord prosić, dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Als het bijvoorbeeld om een bedrijfsuitje gaat, zou een Nederlander veel eerder hebben geschreven: “Neem vooral [iets te] eten en [te] drinken mee.” Toegegeven, het “wij verzoeken” gaat dan verloren, maar doet dat er iets toe? Als je door Polen rijdt, zul je ook voortdurend bordjes met sprzedam (letterlijk: “ik zal verkopen”) tegenkomen, waar op Nederlandse bordjes gewoon “te koop” had gestaan. Ook gebruikt het Pools heel vaak tegenwoordige deelwoorden en gesubstantiveerde werkwoorden. Zo zag ik de zin Istnieje możliwość uzgodnienia warunków eens vertaald als: “Er bestaat een mogelijkheid tot het overeenkomen van de voorwaarden”. Dergelijke constructies komen in het Pools veel voor, maar dat is natuurlijk geen reden om dat in het Nederlands dus ook te doen. Je kunt er ook van maken: “De voorwaarden kunnen worden overeengekomen”. Dat is korter, leesbaarder en vooral Nederlandser. Iets vergelijkbaars zie ik ook heel vaak in constructies als: W przypadku pomyślnego wykonania prac. Vertaal dat niet als “In het geval van een succesvolle uitvoering van de werkzaamheden”, maar schrijf liever: “Als de werkzaamheden met succes zijn afgerond” of iets dergelijks. Een bijzonder probleem wordt veroorzaakt door het feit dat in het Pools bijvoeglijke naamwoorden, sommige werkwoordsvormen en het Poolse equivalent van het persoonlijk voornaamwoord “u” zowel mannelijke als vrouwelijke vormen hebben, waardoor altijd onmiddellijk te zien is of deze betrekking hebben op een man of een vrouw. Nu zijn er natuurlijk allerlei soorten teksten die gericht zijn tot een willekeurige persoon dan wel een persoon van wie het geslacht dus niet op voorhand bekend is, zodat genderspecifieke woorden hier dus niet kunnen worden gebruikt. Het Pools vangt dit op door in dergelijke teksten veelvuldig gebruik te maken van onpersoonlijke constructies, passieve vormen en dergelijke. Een zin als: “Indien u het met deze beslissing niet eens bent, hebt u twee weken de tijd om bezwaar aan te tekenen” zal dus, letterlijk vertaald, eerder zoiets zijn als “In geval van het niet eens zijn met deze beslissing, wordt het recht genoten tot...” De vertaler moet zich ervan bewust zijn dat dergelijke constructies niet per se uitingen van een overdreven formele stijl, maar regelsrecht zijn terug te voeren op de beperkingen van het Pools. Aan de andere kant is het dus ook onmogelijk de zin “Ik zou graag willen weten waar jij gisteren bent geweest” naar het Pools te vertalen zonder het geslacht van de beide gesprekspartners te kennen. InterpunctieLeestekens zijn in de praktijk heel vaak een ondergeschoven kindje en het feit dat ook originele documenten hier slordig mee omgaan, maakt het er niet eenvoudiger op. In tegenstelling tot het Nederlands zijn de Poolse interpunctieregels onderdeel van de officiële spelling en een verkeerd geplaatste komma wordt dus beschouwd als een spelfout. De Poolse regels op dit gebied zijn echter heel anders dan de Nederlandse en de Poolse interpunctie kan dus nooit zonder meer worden overgenomen. In correct Pools hoort voor elke bijzin een komma te staan. Neem je dat over in het Nederlands, dan krijgt je zoiets als: “Ik denk, dat de man, die daar een sigaret staat te roken, iets in de zin heeft, wat het daglicht niet verdraagt, en daarom voorkomen moet worden.” De vertaler heeft natuurlijk tot taak zich strikt aan de interpunctieregels van de doeltaal te houden, ook wanneer de brontekst zelf bol staat van de interpunctiefouten. Die neem je als vertaler immers evenmin over als spelfouten. Ook heeft het Pools de neiging erg veel informatie in één zin te proppen door overvloedig met deelwoorden en bijzinnen te werken. Nederlandse zinnen kunnen heel goed lang en tegelerijktijd helder zijn, maar in de praktijk is het niet altijd eenvoudig een lange doch leesbare Poolse zin in één lange doch leesbare Nederlandse zin om te zetten. Soms verdient het aanbeveling de zin genadeloos in stukken te hakken. Ten slotte is het in het Pools heel normaal dat meerdere hoofdzinnen achter elkaar worden geplakt, gescheiden door komma’s. Vaak wordt dat gedaan wanneer meerdere zinnen voortborduren op dezelfde gedachte: “Het Interslavisch is gebaseerd op de moderne Slavische talen, wij proberen het echter wel consistent te houden, daarom halen wij de woorden niet direct uit de moderne Slavische talen, in plaats daarvan reconstrueren wij de oervorm.” Op zich kan dat in het Nederlands ook wel, maar daar doen we het doorgaans alleen in bepaalde gevallen, zoals wanneer er sprake is van een duidelijke tegenstelling (“Jan zit altijd al om 7 uur op zijn werk, Henk komt altijd pas rond half tien”) of een anderssoortig heel sterk verband (“Het is lente, de vogeltjes zijn weer druk in de weer”, “Je mag in de stad geen 120 km/uur rijden, dat weet een kind”). In andere gevallen zul je echter eerder een punt of eventueel een puntkomma gebruiken. Omgaan met problemenSoms komt het voor dat je het als vertaler gewoon niet weet. Je komt een woord tegen dat in geen enkel woordenboek voorkomt en zelfs Google geeft geen soelaas. Of een zin bevat dermate veel fouten dat er geen touw meer aan vast te knopen valt. Of een tekst bevat een adres dat overduidelijk niet klopt. Een vertaler moet over adequate strategieën beschikken om in moeilijke situaties tot de juiste afweging te komen. En wat juist is, hangt af van het doelpubliek en het soort tekst. Het is nooit aan de vertaler om een tekst te verbeteren. Taalfouten neem je als vertaler niet over, maar eventuele denkfouten van de oorspronkelijke auteur juist wel. Wanneer je iets niet weet of begrijpt, of wanneer er meerdere interpretaties mogelijk zijn, kan in sommige gevallen een educated guess uitkomst bieden, maar let er wel op dat een vertaler niet zomaar in het wilde weg mag gokken. Je kunt altijd het beste gewoon eerlijk zijn door tussen vierkante haken of in een voetnoot een opmerking van de vertaler te plaatsen, zoals “onleesbaar woord”, “vermoedelijk wordt hier ... bedoeld, maar ... is ook mogelijk” of “de tekst is onsamenhangend en moeilijk te volgen vanwege slechte grammatica, veel spelfouten en het ontbreken van leestekens”. Wanneer er ergens sprake is van 117 januari, kan een simpel “[sic]” volstaan om duidelijk te maken dat het een fout in de brontekst betreft en geen fout van de vertaler. Doe dit echter niet wanneer je bijvoorbeeld een reclametekst, een informatiebrochure of een gedicht vertaalt; je wilt tenslotte niet dat dit soort opmerkingen in het eindproduct terechtkomen. TolkenNet als vertalers leggen tolken zich toe op het omzetten van tekst van de ene taal naar de andere. Maar waar vertalen per definitie betrekking heeft op geschreven tekst, gaat het bij tolken juist om het mondeling vertalen van gesproken tekst. Ook “tussenvormen”, zoals bijvoorbeeld het maken van ondertiteling, het schriftelijk uitwerken van een telefoontap of het mondeling (“a vista”) vertalen van een geschreven tekst, worden eerder tot het domein van de tolk gerekend dan tot dat van de vertaler. Er zijn natuurlijk veel raakvlakken tussen beide disciplines en het is dan ook niet gek dat veel mensen beide rollen combineren, mede omdat de kennis en ervaring opgedaan in de ene rol altijd van groot nut is in de andere. Toch gelden ze in Nederland als twee verschillende beroepen, waarvoor afzonderlijke bevoegdheden en kwalificaties vereist zijn. In Polen daarentegen wordt het onderscheid niet gemaakt. Sterker nog, het Pools kent zelfs geen afzonderlijk woord voor een tolk: een tłumacz kan, afhankelijk van de context, zowel “tolk” als “vertaler” zijn, maar wordt automatisch verondersteld over beide competenties te beschikken. Een cruciaal verschil tussen tolken en vertalen zit hem in de factor tijd. Een vertaler heeft weliswaar vaak met deadlines te maken, maar daarbinnen heeft hij alle tijd die nodig is om de brontekst rustig op zich in te laten werken, onbekende woorden of uitdrukkingen op te zoeken en zijn zinnen te bouwen. Een tolk heeft die tijd niet. Daarom is voor het tolkvak – nog meer dan voor het vak van vertaler – zowel een perfecte, vloeiende beheersing van beide talen als een brede algemene kennis noodzakelijk. Een ander verschil is dat een vertaler zelden als persoon in beeld komt, terwijl een tolk in ieder geval hoorbaar en doorgaans ook zichtbaar is. Van een professionele tolk mogen daarom, naast de taalkundige en de technische kant van het tolkvak, bijzondere vaardigheden worden verwacht op het gebied van presentatie, stemgebruik en tolkhouding. Het is helemaal niet erg wanneer een tolk een hoorbaar accent heeft – er zijn maar zeer weinig mensen die in staat zijn een vreemde taal accentloos te spreken – zolang dit de verstaanbaarheid maar niet in de weg staat. Van groter belang zijn daarom zaken als articulatie, spreektempo, spreekvolume en dictie. Wanneer een tolk onduidelijk, monotoon of te zacht spreekt, veel moet nadenken, hapert, pauzes inlast of met horten en stoten spreekt, is hij moeilijk te volgen en gaat de samenhang al gauw verloren. Net zoals het vertalen van een literair werk een heel andere aanpak vereist dan het vertalen van een notariële akte of een reclamefolder, treden ook tolken op in zeer uiteenlopende situaties. Bij mondeling tolken zijn er hoofdrichtingen: consecutief en simultaan tolken. Consecutief tolkenEen vaak voorkomende setting is het tolken bij gesprekken met hooguit enkele deelnemers. Tijdens zo'n gesprek zal de tolk normaalgesproken na één of enkele zinnen uit zijn hoofd, of eventueel aan de hand van aantekeningen, zo accuraat mogelijk vertalen wat er is gezegd. Deze vorm van tolken wordt “consecutief tolken” genoemd en wordt veelvuldig toegepast bij overheidsinstanties, in het bedrijfsleven, op scholen, bij advocaten en dergelijke. Soms vinden dergelijke gesprekken ook plaats over de telefoon. Deze manier van tolken doet vooral een beroep op het geheugen van de tolk. Dat geldt ook voor tolken bij toespraken (bijvoorbeeld op een begrafenis), met dien verstande dat de tolk dan vaak veel langere stukken achtereen moet vertalen, waardoor ook notatietechniek een rol speelt. Omdat de tolk bij een twee- of driegesprek meer “aanwezig” is dan bij de meeste andere vormen, is het van groot belang dat hij over de juiste tolkhouding beschikt. Hij dient zich te allen tijde bewust te zijn van de rol die hij vervult, en ervoor te waken dat er aan zijn neutraliteit en integriteit kan worden getwijfeld. Een tolk die erg timide is, komt minder geloofwaardig over, maar een tolk mag ook weer niet té aanwezig zijn, laat staan het gesprek domineren. Zijn taak is het gesprek te faciliteren door de inhoud te vertalen, niets meer en niets minder. Hij fungeert als het ware als ondertiteling. Wat een tolk in ieder geval nóóit mag doen, is actief deelnemen aan het gesprek, eigen meningen of adviezen geven, zelf vragen beantwoorden in plaats van ze te vertalen, met eigen toevoegingen komen of juist op eigen gezag dingen weglaten. Ook onderonsjes met de gesprekspartners zijn uit den boze. Wanneer je iets niet goed kunt verstaan, is er niets op tegen om even uit je rol te stappen en iemand te vragen iets te herhalen, te verduidelijken of anders te formuleren, maar maak dit dan ook kenbaar aan de andere gesprekspartners. Simultaan tolkenBij simultaan tolken vertaalt de tolk alles wat wordt gezegd in real time. Dit is bijvoorbeeld het geval bij congressen en conferenties, waarbij de tolk een grotere groep deelnemers moet bedienen. Meestal zit hij daarom in een speciale tolkencabine met een koptelefoon op en een microfoon voor zijn toeter. Is er geen cabine aanwezig, dan kan een zgn. fluisterset uitkomst bieden. In beide gevallen vertaalt de tolk gelijktijdig datgene wat er door de spreker(s) wordt gezegd, en de toehoorders kunnen hier via koptelefoons naar luisteren. Dit werk vergt een extreme concentratie, omdat de tolk een groot aantal dingen tegelijk moet doen: goed luisteren, opslaan wat er gezegd is en anticiperen op wat er gezegd gaat worden, dit alles gelijktijdig zo goed mogelijk in de andere taal omzetten en het resultaat vloeiend en duidelijk verstaanbaar ten gehore brengen. Het is daarom gebruikelijk dat twee tolken elkaar regelmatig afwisselen. Bij rechtszaken is de tolk doorgaans de tussenpersoon tussen de (anderstalige) verdachte enerzijds en de andere betrokkenen anderzijds. Een gerechtstolk heeft tot taak de zitting voor de verdachte te doen verlopen alsof deze in zijn eigen taal plaatsvindt. Hij zit naast de verdachte en tolkt simultaan alles wat er wordt gezegd door de rechters, officieren van justitie, advocaten, deskundigen enz. Aangezien er zelden sprake is van een tolkencabine of fluisterset, doet hij dit fluisterend om de overige aanwezigen niet te storen. Wanneer de verdachte zelf aan het woord is, moet de tolk consecutief tolken en daarbij juist luid en duidelijk spreken, zodat hij voor de hele zaal goed te verstaan is. Voor een gerechtstolk gelden uiteraard dezelfde eisen op het gebied van tolkhouding: geen eigen meningen, interpretaties, adviezen of andere toevoegingen, en vooral ook geen onderonsjes met de verdachte. Jan van Steenbergen, beëdigd tolk en vertaler Pools |